De vliegtuigen van het Regiment Stoottroepen in Duitsland in 1945.
Uit Wikipedia:
Het regiment stoottroepen is ontstaan uit de knokploegen (LKP) en de Raad Van Verzet (RVV) in de Tweede Wereldoorlog. In september 1944 gaf Z.K.H. Prins Bernhard formeel de opdracht voor het vormen van een militair verband, bestaand uit personen die actief betrokken waren bij het gewapend verzet. Daarmee was het Regiment Stoottroepen geboren. Toen het zuidelijk deel van Nederland in 1944 was bevrijd van de Duitse bezetting, hebben veel Nederlanders zich aangemeld bij de nieuw te formeren stoottroepen compagnieën. Deze compagnieën werden ingedeeld bij het voor deze gelegenheid gevormde Commando-Brabant en Commando-Limburg. Later (medio juni 1945) zijn deze samengevoegd tot een regiment. Zij werden direct ingezet in de gebieden onder de grote rivieren, waar Duitse verkenningseenheden regelmatig probeerden te infiltreren in het bevrijde zuiden. Zonder enige vorm van training en met gebrekkige uitrusting, hebben deze "stoters van het eerste uur" zich maximaal ingezet om deze infiltraties te voorkomen, waarbij regelmatig gevechtscontact werd gemaakt met Duitsers. Als bewapening werden vaak buitgemaakte Duitse wapens gebruikt, in combinatie met vooroorlogs materiaal en wapens die tijdens de oorlog gedropt waren door de Britten. Omdat uniformen in de eerste periode ook niet voorradig waren, droegen de stoottroepen blauwe overalls met een oranje band op de linkerarm. De Nederlandse helm uit 1934 was nog beschikbaar en behoorde aanvankelijk min of meer tot de standaard uitrusting. In de beginperiode van het regiment kenden de leidinggevenden geen rangen. Deze mensen waren leider geworden op basis van hun competenties tijdens de bezetting. Medio 1945 moest het regiment eraan geloven. Leidinggevenden moesten een meerdaags examen afleggen, waarna ze tot een passende rang werden bevorderd. Uiteindelijk hebben de Limburgse stoters ingebed in het Amerikaanse leger gediend, terwijl de Brabantse stoters de Duitsers bevochten in samenwerking met de Britten en Canadezen. Zij kregen daar het Engelse tenue, de Limburgers werden uitgerust met Amerikaanse uniformen. Allen waren te herkennen aan de naam 'Stoottroepen' op de schouder. De Zeeuwse vrijwilligers waren ingedeeld bij het in september 1944 (her)opgerichte 14e regiment infanterie. Net als de Brabantse stoters behoorden zij tot de Britse 21e Legergroep. Bij de stoters van het eerste uur dienden niet alleen mannen. De dames die tijdens de bezetting een belangrijke rol speelden in het verzet, gingen na de bevrijding van het Zuiden ook over naar de stoottroepencompagnieën. Hier vervulden zij taken zoals verpleegster of typiste. Door reorganisaties direct na de oorlog moesten zij de stoottroepen verlaten.
Buitgemaakte vliegtuigen
Joe Baugher schrijft op zijn website http://www.joebaugher.com/usaf_serials/Captured_Axis_Aircraft.html
Numerous German, Japanese, and Italian aircraft were captured during the war and were evaluated by US authorities. With few exceptions, they were not given USAAF or US Navy serial numbers, but were instead assigned identification numbers by the individual commands that assumed control of these aircraft. Each command had their own identification number system. Since there was no uniformity, the system could be quite confusing. Sometimes, when a captured aircraft was transferred from one command to another, it was assigned a new identification number. Some of these aircraft were never issued an identification number at all.
Foreign Equipment (FE)
General Hap Arnold ordered the preservation of four of every type of aircraft used by the enemy forces. One of each was to be for the USAAF, USN, RAF and Museum purposes. A number of Axis aircraft, plus a few Allied aircraft were shipped to the USA for testing by the USAAF and were assigned to the Foreign Equipment Branch, Technical Data Laboratory, Air Technical Service Command, based at Wright Field, Dayton, Ohio. With a shortage of space at Wright Field, the Foreign Aircraft Evaluation Center based at Freeman Field, Indiana, was re-assigned as a subsidiary location where storage, maintenance and preparation took place before the aircraft were flown to Wright Field for testing.
Along with other captured equipment, they were allocated ‘FE’ (Foreign Evaluation) serials. During a reorganisation of the Air Technical Service Command (ATSC), the Technical Data Laboratory, Materiel Command became part of T-2 Intelligence. It appears that following the organizational change, the numeric part of serials were retained, but the prefix was changed to ‘T2’. Many of these aircraft did not carry their identity; others only carried the basic number.
Voor zover bekend weren er volgens Joe Baugher twee Bücker Bü 181 Bestmanns verscheept naar de Verenigde Staten.
FE-4611, later T2-4611
Bücker Bü 181C-5 Bestmann trainer and light transport. Used as a communications aircraft by Air Technical Intelligence teams. Flown to Querqueville (A-23), Cherbourg, France. Operation Seahorse. Shipped to the USA on the Royal Navy escort carrier HMS Reaper 19Jul45 arriving at the Military Ocean Terminal, Bayonne, New Jersey 31Jul45. Barged to Atlantic Overseas Air Materiel Center, Newark Field, NJ. Foreign Equipment Branch, Technical Data Laboratory, Air Technical Service Command, Wright Field, Dayton, OH 1Aug45. Newark Field, NJ. Flown to Freeman Field Oct45. Foreign Evaluation Center, Air Technical Service Command, Freeman Field, Seymour, IN. Renumbered as T2-4611. T-2 Office of Air Force Intelligence, Technical Data Laboratory, Air Materiel Command, Wright Field, Dayton, OH. Foreign Evaluation Center, Air Technical Service Command, Freeman Field, Seymour, IN. Awaiting disposition on the ramp at Freeman Field Aug46. Set aside for proposed national aviation museum. Transferred to the aircraft storage area, 803rd Specialized Depot, Orchard Place Airport, Park Ridge, Illinois. Transferred to the Smithsonian Institution 1May49. Moved to the National Air Museum storage facility at Silver Hill, Maryland. To Smithsonian, National Air and Space Museum, Paul Garber Facility, Silver Hill, MD. In storage. Msn 2227.
FE-4612, later T2-4612
Bücker Bü 181 Bestmann trainer and light transport. Used as a communications aircraft by Air Technical Intelligence teams. Flown to Querqueville (A-23), Cherbourg, France. Operation Seahorse. Shipped to the USA on the Royal Navy escort carrier HMS Reaper 19Jul45 arriving at the Military Ocean Terminal, Bayonne, New Jersey 31Jul45. Barged to Atlantic Overseas Air Materiel Center, Newark Field, NJ. Foreign Equipment Branch, Technical Data Laboratory, Air Technical Service Command, Wright Field, Dayton, OH 1Aug45. Newark Field, NJ. Flown to Freeman Field Oct45. Foreign Evaluation Center, Air Technical Service Command, Freeman Field, Seymour, IN. Renumbered as T2-4612. T-2 Office of Air Force Intelligence, Technical Data Laboratory, Air Materiel Command, Wright Field, Dayton, OH. Foreign Evaluation Center, Air Technical Service Command, Freeman Field, Seymour, IN. Salvage recommended Aug46. Scrapped at Freeman Field 1946.
Een van de twee naar de VS overgebrachte Bücker Bestmanns, rond 1946 gefotografeerd tijdens een tentoonstelling op Freeman Field in de staat Indiana.
More aircraft are known to have been captured by the USAAF/USAF. Some were shipped to the USA for evaluation but do not appear to have been allocated Foreign Equipment serials. Other were retained in theater, many painted in USAAF colors, some of which were operated by their captors.
Bücker Bü 181 Bestmann trainer and light transport. Captured at Nürnberg-Roth. Salvaged by a USAAF Sergeant and hidden in a wheat field when instructed to destroy the aircraft. Handed over to one of Watson’s Whizzers and flown to Salzburg, Austria. Later flown to RAF Biggin Hill, Kent. Returned to Germany and used as a hack. Destroyed when flown into a power line south of Munich.
Een Bücker Bestmann voorzien van Amerikaanse luchtmachtkenmerken, gefotografeerd 'ergens' in Europa.
Een niet door Baugher genoemde door de Amerikanen buitgemaakte Bestmann was het toestel dat halverwege 1945 door hen werd overgedragen aan de Limburgse afdeling van het regiment Stoottroepen, dat toen was gelegerd in Warendorf, achter Münster in Noordrijn-Westfalen. Het commando was gevestigd in een grote, schitterende villa, de Duitse bewoner was er uitgezet en woonde nu in zijn tuinhuis ergens in het fraaie park, dat het kasteel omgaf. Het toestel was voorzien van Amerikaanse militaire kenmerken maar kreeg na de overdracht een oranje driehoek op de staart en de naam "Ploon".
De Bücker Bestmann van de Stoottroepen was voorzien van Amerikaanse militaire kenmerken, maar kreeg na de overdracht een oranje driehoek op de staart en de naam "Ploon".
Strijdend Nederland, wekelijksch orgaan voor de Stoottroepen Binnenlandse Strijdkrachten, 2 juni 1945.
Limburg: Het vliegtuig „Ploon". . .
Ons regiment zal in de naaste toekomst over een aantal vliegtuigen beschikken. Reeds is het eerste in gebruik genomen en officieus — zonder champagne — gedoopt. Het zal heeten naar een der meest verdienstelijke W.A.C.’s. uit het Regiment, maar sommigen vinden „Ploon" te kort en suggereerden een „Engelsche" benaming: „The Ploon Plainer". Niet om iets te zeggen, en heusch niet geaspireerd door het feit dat we hierboven Ploon zelf vermeldden, maar als het dan Engelsch had moeten zijn, waarom dan niet „hell cat" of iets dergelijks? In afwachting van een gelegenheid om nader met deze nieuwe en eveneens zeer welkome Ploon kennis te maken, wenschen wij èn het Regiment èn den piloot Wil Bellink, wien het besturen van deze „Ploon" door jarenlange ervaring wel goed af zal gaan, geluk met deze aanwinst. Het is te hopen dat ons Regiment nu echter geen „al te wijde vlucht" gaat nemen, en dat Ploon niet telkens de kuren zal vertoonen van zooveel Stoottroepauto's: vette bougies, lekkende radiateuren en niet-willen-starten. Wij hebben al zooveel wagens aangeduwd, dat het heusch teveel zal worden, wanneer we ook nog telkens onze vliegtuigen aan hun staart moeten tillen. Voor de luchtvaartafdeeling Stoottroepen Regiment Limburg, onze beste wenschen!
“Ploon” was een dame in het Women's Army Corps (WAC). De ‘stoters’ verkeerden in de gelukkige omstandigheid dat zij een ervaren vlieger in hun midden hadden: Wil Bellink, die overigens sinds het uitbreken van de oorlog in mei 1940 niet meer had gevlogen. Bellink werd op 12 december 1921 geboren in Nijmegen en verhuisde met zijn ouders in 1927 naar Maastricht. Na de lagere school bezocht hij de R.K. Hogere Burgerschool in het Villapark, waar hij de enige van zijn klas was die in vijf jaar zijn einddiploma haalde. Wil Bellink was bezeten van de vliegerij en na de HBS meldde hij zich aan bij de Rijksopleiding voor Verkeersvliegers. Hij was nog pas 17 toen hij zijn examen als vlieger bij de KLM deed waarvoor hij speciale toestemming van de minister moest hebben, wat in Staatscourant gepubliceerd werd.
Nederlandsche Staatscourant, 2 augustus 1939
MINISTERIE YAN WATERSTAAT. Luchtvaartdienst. De Minister van Waterstaat heeft ten aanzien van W. F. Bellink, adspirant der jaarklasse 1938 van de Rijksopleiding tot bestuurder van verkeersvliegtuigen, tot en met 12 December 1939, zijnde de datum waarop Bellink den leeftijd van 18 jaar zal bereiken, in zooverre ontheffing verleend van het gestelde in artikel 15, lid 1, van de Luchtvaartwet, dat hij als lid, van de bemanning van een verkeersvliegtuig, onder het toezicht van den houder van een vliegbewijs B, dat vliegtuig zal mogen besturen, zonder te zijn voorzien van een geldig vliegbewijs A.
En toen had hij pech, want nauwelijks had hij zijn brevet in bezit, of de oorlog brak uit en toen is er vijf jaar niets van vliegen gekomen. Kans om naar Engeland te komen kreeg hij niet, maar hij raakte wel in handen van de bezetter, zodat hij ook nog cellulair in Scheveningen zat in het befaamde Oranje-hotel. Herman Dekker weet op zijn website te melden dat de Bestmann in totaal 78.20 uur ibij de Stoottroepen heeft gevlogen.
Twee opnamen van de Gotha Go 150 van de Stoottroepen met vlieger Wil Bellink in de cockpit
Naast de Bestmann hadden de Stoottroepen ook de beschikking over een zeldzame eveneens geschonken tweemotorige tweepersoons Gotha Go 150. Afgezien van twee foto’s met Wil Bellink in de cockpit is er over dit toestel niets bekend. Het lijkt spoorloos in de geschiedenis te zijn verdwenen. In tegenstelling tot Wil Bellink, die in 1946 begon aan een glanzende carriere bij de KLM, terwijl de Bestmann nog zo’n 10 jaar rondvloog in Nederland als PH-AAA en vervolgens naar Duitsland werd verkocht.
De Bestmann van de Stoottroepen vloog nog zo’n 10 jaar rond in Nederland als PH-AAA.